Ciao, Buongiorno en Grazie, zijn allemaal Italiaanse woordjes die erg bekend klinken. Het schijnt dat Italiaans wordt gezien als een vrij moeilijke taal. Maar is dat wel zo? Laten we ons eens wat meer verdiepen in de Italiaanse taal. Gastredacteur Vera geeft je een lesje Italiaans!
De zomer, het is bijna zover. Misschien ga je binnenkort wel op vakantie naar Italië of leer je Italianen kennen tijdens je reis. Dan is het natuurlijk erg leuk en ook handig als je een aardig woordje Italiaans uit je mouw kunt schudden. Dus: laten we beginnen. Cominciamo!
Een stukje geschiedenis
De Italiaanse taal is rond de tiende eeuw ontstaan en behoort tot de Romaanse taalgroep. Ruim 57 miljoen mensen in Italië spreken Italiaans. Maar wel in verschillende dialecten. Deze dialecten lijken weinig op elkaar en daarom is er gelukkig een standaardtaal, zodat iedereen elkaar toch kan begrijpen. De standaardtaal is gebaseerd op het florentijns, het dialect van Florence. Ook in andere landen wordt Italiaans gesproken: Zwitserland, Slovenië, Kroatië, Frankrijk, Monaco en Malta.
Dialecten
Romanesco: wordt voornamelijk gesproken in Rome
Lumbaart: wordt gesproken in het noorden van Italië en in gedeelten van Zwitserland
Napulitano: de taal in Napels en in het zuiden van Italië
Cursu: wordt gesproken op het eiland Corsica en is heel anders dan de standaardtaal
Sicilu: de taal die gesproken wordt op het eiland Sicilië (wijkt ook erg af van de standaardtaal)
Sardu: wordt gesproken op het eiland Sardinië
Wist je dat?
- Italiaans is ook de officiële taal in Zwitserland
- Italiaanse woorden eindigen bijna altijd op een klinker
- Het Italiaanse alfabet heeft 21 letters. De j, k, w, x en y doen niet mee
Nederlands of Italiaans?
Heb je er weleens over nagedacht dat wij de volgende mooie woorden allemaal van het mooie Italiaans hebben?
Cappuccino, espresso, ballerina, saldo, mozzarella, casino, a capella, ga zo maar door!
Woordjes leren
Goed om van te voren te weten is dat de meeste zelfstandige naamwoorden eindigen in het Italiaans op een ‘a’, ‘e’ of ‘o’. Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een ‘o’ of ‘e’, dan wordt de meervoudsvorm met een ‘i’.
gatto (kat) –gatti (katten)
cane (hond) – cani (honden)
Zelfstandige naamwoorden die op een ‘a’ eindigen, krijgen bij meervoud een ‘e’.
casa (huis) – case (huizen)
En dan nu wat woordjes die je zeker moet kennen als je op vakantie bent:
camping – campeggio
hotel – albergo
zwembad – piscina
restaurant – ristorante
eten – mangiare
drinken – bere
witte/rode wijn – vino bianco/vino rosso
vlees/vis – carne/pesce
servet – tovagliolo
rekening – conto
open/gesloten – aperto/chiuso
centrum – centro
kerk – chiesa
kopen – comprare
vertrekken – partire
reserveren – prenotare
Ten slotte kun je deze zinnetjes leren voor als je een kort gesprek wilt voeren in het restaurant bijvoorbeeld:
Hallo – Ciao
Hoe gaat het? – Come sta?
Bedankt – Grazie
Tot ziens – Arrivederci
Voor mij een biertje graag – Prendo una birra
Het is mooi weer – È bel tempo
Ik kom uit Nederland – Vengo dei Paesi Bassi
Het was leuk je te ontmoeten – Piacere
Goede reis – Buon viaggio
Leave A Reply